Geen stad waar ze woont, het heeft geen vast
verblijf. Als het koud is verborgen op zolder
maar altijd klaar om waar je bent de lijnen
strak te spannen, de haringen schrap in de grond
Soms zwaar van regen, soms licht rillend in de wind
in schutkleur of uitbundig, wapenstilstandwit
Je kunt de stokken eruit halen voor verdediging
het doek voor dood op de grond
Maar gevuld met warme mensenadem
laat het licht door en de wildste beesten
buiten, verheft zich. En natuurlijk kan het
altijd scheuren maar ook hersteld worden,
rekt mee met elke vreemde die een plek zoekt:
waar zijn ze, of is het niet ook hun tent, hun vrede?
© Hanz Mirck September 2007