De teloorgang van het leven

(over een bedgenoot voor even )

 

Ooit vond ik hem de mooiste man op aarde.
Nou ja – van deze stad in elk geval.
Zijn ogen fel, z’n toonsoort zwaar en pal
stond hij voor zijn meningen en waarden.

Hij bulderde een diep charmante lach,
had nobele gelaatstrekken daarbij.
Zijn grote handen deden ‘t voor mij;
die maakten dat ik niemand anders zag.

Dat hij míj níet gezien had: een gegeven,
bleek jaren later in een kroeg, toen ik
toevallig naast hem zat, hij keek heel even.

Nu zit ik op ‘n terras en strompelt hij
- ik zie ‘t vanuit een ooghoek en ik schrik -
met één mank been en een fles wijn voorbij.

© eke mannink, stadsdichter Zutphen.

 

“Je kan als stadsdichter ook je persoonlijke ervaringen in de stad verwoorden, hoor.” Deze aanmoediging is me in meerdere varianten ingesproken. Nou, waarom niet… een vers over iets van héél vroeger. En toch en toch… er zijn dames in het publiek zo nu & dan die weten over wie het gaat. Het zijn altijd vrouwen. Tot nog toe nog geen man tenminste.