Op zeek’re leeftijd telt men zoveel jaren
dat men kan na-beschouwen, dat ook mág.
Met weemoed, diepe spijt, of met ‘n lach.
En soms ook níet, om de gevoelens wat te sparen.
Wel, hoe dan ook – op Koninginnedag
bekruipt mij sinds ‘t begin van deze eeuw
de neiging om met aandacht terug te kijken.
Om stemmingen en sfeer te vergelijken
van het feest waarop de Nederlandse leeuw
in vlammend knal-oranje staat te prijken.
Zo was de Vrijmarkt uit mijn jeugd er één van geuren;
van verse koekjes uit de oven, op de stoep.
Van zolderkleedjes in het park, van hondenpoep
waartussen al die kleedjes lagen. Eén van scheuren-
de motoren, uitlaatgassen. En van snoep.
De geur van Koninginnedag in plotselinge vlagen
waait bij ieder van ons hier wel iets naar binnen;
wat zou ú als uw oranje geur verzinnen?
Denkt u nu terug aan verre, lang vervlogen dagen,
aan lentebloesem, oma-parfum, suikerspinnen?
De Vrijmarktlucht van nu, van deze tijden,
is vol van straatafval en kleffe broodjes vlees.
Van de angst in Apeldoorn en van de vrees
dat er vandaag opnieuw zo’n gek zal rijden
en stilte af zal dwingen. Op de markten. In cafés.
De koningin en haar gevolg zijn in het zuiden.
Ze zullen koekhappen in Thorn, daarna in Weert.
Ze zullen Limburgs luchten vrij en onverveerd
opsnuiven, oude klokken horen luiden;
de stadshistorie wordt geïnspecteerd.
Wat zal het mooi zijn als Amaliaatje ooit
verheugd haar neus de lucht insteekt in een gewelf,
diep inademt en uitroept “Zeg nou zelf !
Zo fijn als vroeger rook het ergens anders nooit;
dit brengt me t’rug naar eind april – 2011 !”
© eke mannink, stadsdichter van zutphen, April 2011.
Dit gedicht las ik voor op Koninginnedag 2011, tijdens de openingsbijeenkomst in de Burgerzaal. Het idee komt door de geschiedenis van die zaal zelf; ik vind het één van de mooiste ruimten van onze stad (misschien wel de mooiste) en begreep dat het gebouw in 1450-1452 neergezet werd als vleeshal. Kon de luchten al bijna ruiken… vandaar de invalshoek voor dit gedicht!